Aan de lammeren van de kudde
"Hij zal Zijn kudde wijden gelijk een herder; Hij zal de lammekens in Zijn armen vergaderen en in Zijn schoot dragen." (Jes 40:11)
Vergun mij nog een ander woord mee te delen van een meisje die door Jezus vergaderd was en die ik op de weg van genade tot heerlijkheid gekend heb. Op jonge leeftijd werd zij tot Christus gebracht en vroegtijdig weggenomen om met Hem daar te zijn waar Hij is. Zij vertelde haar verzorgster dat zij meestal insliep met deze woorden: "Zijn linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand omhelze mij." En soms met deze woorden: "En Hij omving ze met Zijn armen." Ze zei dat zij niet kon verklaren hoe het kwam, doch zij gevoelde altijd dat Christus haar nabij was. Een andere keer zei ze: "Ik geloof, dat dit het beste is, mijzelf in al mijn verfoeilijkheid voor Hem te stellen en dan op Jezus te zien." Toen zij door haar laatste ziekte getroffen werd en haar gezegd werd dat de dokters dachten dat haar leven niet lang meer duren zou, bleef zij volkomen bedaard en zei: "Dit maakt mij recht gelukkig." Ze zei dat zij Jezus hier niet genoeg kon liefhebben, dat zij verlangde met Hem te zijn, dan zou zij Hem naar waarde kunnen liefhebben. Tot haar liefdevolle verzorgster zei ze: "Het verwondert mij dat gij zo droevig ziet. Ik kan het niet begrijpen, want mij dunkt dat ik de gelukkigste ben van al de huisgenoten. Al wat mijn toestand verlichten kan, geniet ik rijkelijk en dan ga ik tot de Heere Jezus."
Nadat één van haar vriendinnetjes haar bezocht had, zei ze: "Margaret begreep volkomen hoe gelukkig ik ben. Zij keek niet treurig, maar glimlachte, daaruit kon ik zien hoe lief zij mij heeft." Eens toen zij 's avonds met het hoofd tegen haar kussen geleund zat, werd haar gevraagd: "Deert u iets, lieve?" "O," gaf zij ten antwoord, "ik ben slechts zwak. Ik ben volkomen gelukkig. Jezus heeft gezegd: "Gij zijt de Mijne." Een andere keer, de dag voor haar dood, zei iemand tot haar: "Hebt gij veel gebeden?" "Ja," gaf zij ten antwoord, "en ik heb getracht te danken ook." "En waar hebt gij voor gedankt?" "Ik dank God," antwoordde ze, "voor al het goede dat Hij mij schenkt. Ik dank Hem voor de vele deelnemende vrienden. Gij weet dat Hij de gever van alles is. En bovenal dank ik Hem daarvoor dat Hij mij, zondares als ik ben, in Zijn heerlijkheid opneemt."
Dit zijn enige woorden van dit lam van Christus' kudde dat, naar wij mogen hopen, in de schaapskooi daarboven geborgen is. Zoudt gij wensen ook zo vergaderd te worden? Begeef je dan nu naar één of ander eenzaam plekje, kniel daar neer en roep de Heere Jezus aan. Sta niet op voordat gij Hem gevonden hebt. Bid dat Hij je in Zijn armen vergadere en drage in Zijn schoot. Grijp de zoom Zijns kleeds aan en zeg: "Ik mag, ik durf, ik zal U niet laten gaan, tenzij Gij mij zegent."
O, zoek Hem in waarheid en zoek Hem toch vroeg.
De jeugd is de tijd der bekering.
Die aarz'len en wachten, verharden in 't kwaad.
Geen vrees'lijker woord dan het vrees'lijk: Te laat!
Gehoord aan de groev' der vertering.
Laatste gedeelte van een kinderpreek uit: ‘O, Israëls verwachting’, ds. R.M. McCheyne door samengesteld door Andrew A. Bonar