De biddende John Hyde (6) slot

Gebedskamer

Zo gebeurde het ook. Van de jaarlijkse Sialkot-conferentie gingen stromen van zegen uit over geheel India, zowel voor de inboorlingen als de zendelingen, die geheel opnieuw voor hun taak werden toegerust. Enkele sprekers op deze conferentie vertelden hoe John Hyde hieraan deelnam zonder dat hijzelf de leiding in handen nam. Eén van hen deed het volgende verslag. ‘Ik kwam van Allakad in de Kassiaheuvels. Ik had de hele nacht doorgereisd en werd voorgesteld aan John Hyde. Hij zei tegen me: ‘Komt u straks bij mij in de gebedskamer?’

‘Hoewel ik de hele nacht gereisd had en erg vermoeid was, voelde ik dat ik toch moest gaan. In de gebedskamer bevonden zich zes mannen. Hyde viel voor God op zijn aangezicht en ik volgde hem daarin. Toen Hyde bad, wist ik me in de tegenwoordigheid van de almachtige God en ik had geen enkel verlangen meer om weg te gaan. Het was ongeveer acht uur in de morgen toen we begonnen te bidden. Enkele van de aanwezigen verlieten ons, anderen voegden zich bij ons. Hyde bleef echter geknield en met gebogen aangezicht liggen en leidde ons in het gebed. Alle vermoeidheid had me verlaten, ik had zelfs geen behoefte aan voedsel. Maar ook de boodschap die ik mij had voorgenomen te prediken voor de aanwezigen, was ik totaal vergeten.’

Om half vier ’s middags stond Hyde op en zei: ‘Om vier uur is het tijd voor uw spreekbeurt, laten we eerst een kop koffie drinken.’ We gingen naar een ander vertrek, fristen ons wat op en dronken ons kopje leeg om te gaan. Hyde vergezelde me tot aan de deur van de zaal, nam mijn hand en zei: ‘Ik ga terug naar de gebedskamer en breng de tijd door in gebed voor u. U gaat spreken, dat is uw opdracht. Als de samenkomst afgelopen is, kom daar dan heen, dan kunnen we de Heere samen danken.’

De Heere loven
‘Bij mijn toespraak moest ik gebruik maken van een vertaler, maar desondanks viel het spreken mij bijzonder gemakkelijk. Wat ik precies heb gezegd, weet ik niet meer, maar voordat ik eindigde gaf mijn Indiase tolk het op. Hij was zo door de Geest van God overweldigd, dat een ander hem moest vervangen. Ik was mij er diep van bewust dat God Zelf door mij sprak. Nu mocht ik ondervinden welke macht er schuilt in voorbede. Sindsdien probeer ik altijd enkele bidders te vinden die mij begeleiden in gebed tijdens het spreken.

Na afloop ging ik terug naar de gebedskamer om samen met Hyde de Heere te loven. O, hoe dankte hij de Heere en met hoe diepe vreugde mocht ook ik daarna mijn dankbaarheid uitspreken voor God. Er was een kracht in mijn leven gekomen, die heel mijn verdere arbeid in de dienst van de Heere zou beïnvloeden en mij nooit meer zou loslaten.’

De aanwezigheid van God
John Hyde besefte dat hij zich tijdens zijn gebeden bevond in de aanwezigheid van de heilige God. In plaats van dadelijk met zijn gebeden en smekingen te beginnen, zorgde hij er eerst voor innerlijk helemaal stil te worden en zich van Gods tegenwoordigheid bewust te zijn. Daarna kon men hem in grote eerbied de naam van God en van de Heere Jezus horen stamelen, die hij telkens herhaalde. Dan pas stortte hij zijn hart uit en maakte Hem zijn begeerten bekend. Soms bleef het ook bij een zuchten zonder woorden of een schreien uit het diepst van zijn ziel, waarbij de tranen hem over de wangen liepen. Naar de redding van het verlorene ging zijn hele hart uit. ‘O God, geef mij zielen of ik sterf,’ smeekte hij steeds.

Dr. Wilbur Chapman, een Engelse evangelist, hield eens een serie samenkomsten in een grote stad. Er waren bijzonder weinig zichtbare resultaten. ‘Maar,’ zo vertelde hij, ‘nadat er een jonge Amerikaan in de samenkomst was gekomen, die op zich nam voor mij te bidden, brak de stroom van zegen door en volgden er wonderbare overwinningen.’ Deze jonge Amerikaan was John Hyde. Chapman vroeg hem om persoonlijk gebed. ‘Hij kwam in mijn kamer, sloot de deur achter zich, viel op zijn knieën en bleef vijf minuten stil liggen, zonder dat er een geluid over zijn lippen kwam. Ik merkte dat er tranen over zijn gezicht liepen en wist mij in de tegenwoordigheid van God.
Toen hief Hyde zijn hoofd op en zei: “O God.” Na een kleine pauze legde hij zijn arm om mijn schouders en op dat ogenblik brak er een gebed los, dat zo diep uit zijn hart opkwam en zo rijk aan inhoud was als ik nog nooit van iemand had gehoord. Toen ik van mijn knieën opstond, wist ik voor het eerst in mijn leven wat werkelijk bidden was.’

Zwakke gezondheid
Hyde had altijd al een zwakke gezondheid en in zijn jeugd was hij verschillende keren ernstig ziek geweest. De bijna zonder onderbreking, in stilte gevoerde strijd om het behoud van zielen eiste al zijn krachten op. Hij was bereid niet alleen al de hem beschikbare tijd voor zijn Heiland te geven, maar zelfs zijn leven. Dat heeft hij zelfs meerdere keren gezegd. Had Zijn grote Meester Zélf ook niet Zijn leven afgelegd ter wille van zijn broeders?


Deze grote gebedsman was onvatbaar voor eer of roem. Hij werd niet beïnvloed door het oordeel van anderen en op iedere aanval die op zijn persoon of werk gericht was, had hij geleerd met een vriendelijk woord te reageren. Deze liefde kon alleen door God Zelf in hem zijn gewekt. Hij had de les geleerd om zijn eigen ‘ik’ in de dood te geven. Ondanks zijn slechter wordende gezondheid – hij kon haast geen eten meer verdragen – had John Hyde steeds een goed humeur. Een aanhoudende zware hoofdpijn maakte hem het werken steeds moeilijker. Zijn vrienden wisten hem over te halen eens een dokter te raadplegen. De conclusie van de dokter was schokkend: ‘Uw hart is in zo slechte conditie als ik nog nooit bij een van mijn patiënten heb meegemaakt. Als u uw leefwijze niet wijzigt en afziet van elke inspanning, zult u dat met uw leven moeten betalen.’

Wat moest hij doen? Stoppen met bidden? Of moest hij er zijn leven voor over hebben? Hij koos voor dit laatste. Nooit zullen degenen die daarvan getuige waren, zijn stralende gezicht vergeten toen hij deze beslissing had genomen. Eerst zou hij een reis maken naar zijn vaderland en het wat kalmer aan doen. Maar bij een volgend onderzoek vond men een tumor, die operatief moest worden verwijderd. Het duurde niet lang of dezelfde pijn kwam weer terug en toen bleek dat deze ziekte zijn lichaam aan het 
slopen was. In de loop van de maand februari van het jaar 1912 ging hij met de triomfkreet ‘Roept het uit dat Jezus Overwinnaar is’ op 47-jarige leeftijd de hemelse heerlijkheid binnen. Het waren dezelfde woorden die tijdens een zware gebedsstrijd zo vaak over zijn lippen waren gekomen.

Dirk van Genderen
(Deze levensbeschrijving van John Hyde is gebaseerd op: ‘De biddende Hyde’, door E.G. Carré, uitgave 
van De Stem in de woestijn)