De biddende John Hyde (5)

Visser van mensen
Hyde’s liefde voor het verlorene werd steeds sterker. Zijn hart werd meer en meer vervuld met een niet te blussen verlangen naar hun redding. Steeds leek hij de stem van de Goede Herder te horen, Die hem toeriep: ‘Ik heb nog andere schapen, die moet Ik ook toebrengen.’ En Hij Die dit verlangen in Hyde opwekte, was ook bereid het te vervullen. Elke dag kwamen er meer mensen naar hem toe die hij mocht helpen om tot een beslissing te komen. Hij trad niet alleen op als voorbidder, hij was ook een echte visser van mensen, die niet eerder rustte dan dat ze in het Evangelienet waren gevangen. Al kwam hij slechts een korte tijd met iemand in contact, was dat meestal lang genoeg om de Bijbel te openen en een tekst voor te lezen, waardoor de goede keus werd gedaan.
In de trein kwam hij eens met een medepassagier in gesprek. Hij legde hem de boodschap van redding en verlossing uit. Maar toen hij zijn reisdoel had bereikt en zou moeten uitstappen, bleef hij rustig zitten en reisde verder vanwege de moeilijkheden die deze man had, om verder met hem te kunnen spreken en hem tot Christus te mogen leiden. Hij miste hierdoor een zakelijke bespreking met zijn zendingsgenootschap. De winst van een mensenziel woog voor hem echter zwaarder dan de berisping die hij voor dit verzuim kreeg.

Dichtbij Jezus blijven
Hyde wees erop dat, als we maar dicht genoeg bij Jezus blijven, Hij Zelf de zielen, door ons heen, tot Zich trekt. ‘Hij wil verheerlijkt worden in ons persoonlijke leven. Ons oude ‘ik’, dat zich op de een of andere manier telkens weer tussen Hem en ons in wil dringen, moet aan Hem worden uitgeleverd. Wij moeten tot de belijdenis komen dat het met Hem gekruisigd, gestorven en begraven is. Anders zal de bedorven lucht van ons oude leven een belemmering vormen tussen ons en de zielen die op onze weg komen. De Heilige Geest heeft kanalen nodig om daardoor te werken tot Zijn eer. De Heere is altijd bereid om meer te geven, als daar bij ons maar ruimte voor ons.’ Zijn voorbede werd steeds meer een belijdenis van de zonden van anderen, in wiens plaats hij zich stelde als voorbidder. Hierin leek hij op de profeten in het Oude Testament, zoals Daniël en voldeed zo aan het gebod van Christus: ‘Draagt elkaars lasten en vervult zo de wet van Christus.’ Hij was zelfs bereid zijn leven in te zetten voor anderen. Als hij enkele jaren voor bepaalde mensen had gebeden en deze in die tijd niet tot Christus waren gekomen, dan bleven hun zielen als een zware last op zijn hart liggen. Dan bad hij dringend of de Heere hem wilde laten zien wat daar de oorzaak van was en of 
hij wellicht zelf de verhindering was. Meestal toonde God hem dan, dat er in zijn eigen leven een tekort was aan lof en dankzegging. Beleed hij deze nalatigheid en vroeg hij om vergeving, dan werd zijn gebed om de redding van zielen verhoord en 
kwamen zij opnieuw met vragen naar hem toe, zodat hij ze verder kon helpen. Hij leerde danken voor hun redding en God loven voor hun behoud, nog voor hij de zichtbare resultaten had gezien en God vervulde de begeerten van zijn hart.

‘Roep tot Mij en Ik zal u antwoorden’
Een zendelinge vertelde eens wat er – alleen al door het lezen van Hyde’s gebedsleven – op haar zendingsveld gebeurde. Ze had al verscheidene jaren achtereen hard gewerkt, zonder veel echte vruchten te mogen zien. Toen las ze iets over de wijze waarop Hyde zijn leven had ingericht en ze besloot voortaan ook de beste uren van de dag aan gebed en Bijbelstudie te wijden. In de kracht van God begon ze daarmee. Haar arbeid voor de Heere mocht niet langer de eerste plaats innemen, maar de gemeenschap met Hem zou voorrang krijgen. God sprak tot haar: ‘Roep tot Mij en Ik zal u antwoorden en Ik zal u bekendmaken grote en vaste dingen die gij niet weet’ (Jeremia 33:3). Dat had ze tot nog toe niet gedaan en daarom waren deze ‘grote dingen’ nog niet gebeurd. ‘Ik voel,’ zo ging ze verder, ‘dat ik dit gebedsleven tot elke prijs moest leren kennen. Een jaar lang bleef het een worsteling om mij aan mijn besluit te houden. Toen ik hierover nadacht, was het alsof de Heere tegen mij zei: ‘Denk eens na over de vruchten van je vroegere werk, waarover je je nu schaamt.’ Ja, ik was er mij van bewust dat ik mij moest schamen over mijn gebedsloze leven als zendelinge.’
Een jaar later schreef ze: ‘Wat is er veel veranderd. Overal is nieuw leven doorgebroken, overal is groei. Zo heb ik het nooit eerder gezien. Spanningen zijn verdwenen, er is meer blijdschap, doordat er een gezegend evenwicht is tussen mijn leven in gemeenschap met God enerzijds en mijn arbeid voor Hem aan de andere kant. Dit geeft mij ononderbroken rust en vrede. Weer een jaar later schreef ze: ‘Er is in alle dorpen een ernstig zoeken naar God waar te nemen. Alles wijst erop dat er iets machtigs gaat gebeuren. Het aantal gelovigen bedraagt nu al 600, terwijl het er twee jaar geleden slechts 100 waren. Ik verwacht binnenkort voor India grote dingen.’