Gehoorzaamheid en reinheid
‘Wie wil de last van de miljoenen verloren zielen op zich nemen en wie zal Ik zenden?’ Dat was de vraag die Hyde op het hart was gebonden en die hij doorgaf aan de anderen. ‘Zijn wij bereid, dan is God ook bereid om ons te gebruiken voor Zijn doel. Hieraan zijn echter twee voorwaarden verbonden: gehoorzaamheid – volkomen overgave en reinheid in denken en doen.’ Om duidelijk te maken hoe deze reiniging bij hemzelf gebeurd was, vertelde hij het volgende: ‘Tijdens één van mijn eerste dagen in India nam ik deel aan een Engelse dienst in de open lucht. De spreker had het over Jezus Christus als de Enige, Die van de macht van de zonde vrij kan maken. Nadat hij was uitgesproken, vroeg één van de aanwezigen of de spreker zelf de overwinning had over zijn zonden.
Deze vraag, hoewel niet aan mij gericht, trof mij tot diep in mijn hart. Als die vraag aan mij was gesteld, had ik moeten bekennen dat Jezus mij nog niet van alles vrij had kunnen maken. Ik was mij ervan bewust, dat er in mijn leven nog zonden waren, waarvan ik niet verlost was. Ik dacht erover na wat een smaad het moest zijn voor de Naam van Jezus als ik moest erkennen dat ik een Christus predikte, Die mij niet volkomen vrijgemaakt had van mijn zonden, terwijl ik Hem verkondigde als een volkomen Verlosser.
Ik ging naar mijn kamer, sloot de deur en zei tot de Heere dat ik, tenzij Hij mij de overwinning gaf over alle zonden, waaronder mijn boezemzonde, die mij zo dikwijls de baas was, zou terugkeren naar Amerika om daar ander werk te zoeken. Ik vertelde Hem dat ik niet in het openbaar het Evangelie kon verkondigen, zolang ik in mijn persoonlijke leven het bewijs miste van Zijn kracht.
En Jezus maakte mij vrij! Sindsdien heb ik daar nooit meer moeilijkheden mee gehad. Nu kan ik zonder aarzelen optreden en anderen vertellen dat Hij overwinning geeft. En het is mij een vreugde van de wonderbare trouw van mijn Heiland en Redder te mogen getuigen.’
Zijn gebedsleven, waaraan John Hyde – ook wel ‘De biddende Hyde’ genoemd – al zijn tijd en kracht gaf en nog zoveel meer dingen opofferde die anderen genoten, was een kwestie van gehoorzaamheid. Bij iedere stap onderwierp hij zich aan de leiding van de Heilige Geest. Hij was zich er diep van bewust dat hij zich in zijn gebedstijd bevond in de aanwezigheid van de heilige God. Als men hem riep voor de maaltijd, wees hij dit vaak vriendelijk af met een ‘Dank u, ik heb momenteel geen behoefte aan eten.’ Zijn hemelse Vader had werk voor hem. Allen die met Hyde in aanraking kwamen, waren diep onder de indruk van dit geheiligde leven. Hij sprak zelden over de heiligmaking of over zijn ervaringen in dit opzicht, maar hij leefde een geheiligd leven. Dat was één doorlopend getuigenis van ‘de kracht van het bloed van Jezus Christus, dat reinigt van alle zonden.’ Allen die met hun zonden geen raad wisten, legde hij de weg van de zaligheid zo eenvoudig mogelijk uit. Afgedwaalden hielp hij met het grootste geduld om de goede weg weer terug te vinden. Hij luisterde naar hen die nog gebonden waren door de macht van de zonde en hij zag als het ware reeds wat God bezig was in hun leven te doen en verblijdde zich daarover.
Verootmoediging
Een enkele keer kwam het voor dat hij iets vertelde over een ervaring die hij nooit kon vergeten. Eens ging hij voor een korte rustperiode naar de bergen. De geestelijke nood van een bekende predikant lag hem bijzonder zwaar op het hart. Hij besloot ruimschoots de tijd te nemen om voor deze broeder te bidden. Hij stortte zijn hart ongeveer als volgt uit voor God: ‘O Heer, U weet hoe koud zijn hart is…’ Plotseling leek het alsof er een hand op zijn lippen werd gelegd en een verwijtende stem tegen hem zei: ‘Wie hem aanraakt, raakt Mijn oogappel aan.’
John Hyde werd door een grote angst overvallen. Hij had zich bezondigd door een broeder aan te klagen en te oordelen! Hij voelde zich bestraft en verootmoedigde zich. Hij was het zélf die een terechtwijzing nodig had. Hij beleed zijn schuld en bad om reiniging door het bloed van Christus. Daarna smeekte hij: ‘O God, laat mij toch zien wat er in het leven van deze broeder ‘liefelijk is en wel luidt’. Toen herinnerde hij zich plotseling hoeveel deze predikant om Christus’ wil had opgegeven en geleden. Hij dacht aan de vele jaren van ingespannen arbeid in een moeilijke gemeente, aan de vele onenigheden die hij met zoveel tact had opgelost en aan het feit dat hij een voorbeeldig echtgenoot was. Het ene na het andere kwam hem voor de geest. De tijd die hij voor voorbede had bestemd, werd nu benut voor dankzegging. De Heere had het oog van Zijn dienstknecht geopend voor de heerlijke dienst van lofprijzing.
Toen Hyde later naar zijn post terugkeerde, hoorde hij dat deze prediker, tijdens zijn afwezigheid, een bijzondere geestelijke herleving had ondergaan. ‘Wat is Gods liefde toch wonderbaar,’ stelde Hyde dankbaar vast. ‘Terwijl wij bezig zijn Hem te danken
voor het leven van één van Zijn kinderen, is het Zijn vreugde dit kind bijzonder te zegenen.’