De biddende John Hyde (2)

‘Ontsla me maar als zendeling’
Hij kwam aan op zijn eerste post in India, wellicht Dera Dun op Lahore in de Punjab. Niets leek erop dat hij een zeer door God gezegende zendeling zou worden. Hij sprak aarzelend en langzaam en door zijn slechte gehoor lukte het hem maar moeizaam om de taal te leren. Op een dag vroeg hij zelfs om zijn ontslag als zendeling. Toch gebeurde dit niet, omdat de dorpelingen dringend vroegen hem niet te ontslaan. ‘Al zou hij nooit de taal van onze mond spreken, toch verstaat hij de taal van ons hart,’ schreven ze.
John Hyde wierp zich daarna met hernieuwde inzet op zijn taalstudie, maar gaf Bijbelstudie voorrang, waarvoor hij een berisping van het bestuur kreeg. Wanneer hij de diepten van de Schrift ontsloot, sprak hij met volmacht en de honderden aanwezigen hingen aan zijn lippen. De verantwoordelijkheid voor de zielen van de heidenen drukte hem als een zware last. ‘Dit jaar,’ zo 
schreef hij eind 1896, ‘hadden we in de dorpen bijna geen bekeerlingen, in tegenstelling tot vorig jaar. Wat zou de oorzaak hiervan kunnen zijn? Wij en al onze medewerkers willen dit ernstig onderzoeken en houden daarom een bijzondere dag van gebed. Ik geloof dat, wanneer ons hart recht is voor God, de zegen niet kan uitblijven.’ Al het volgende jaar kon hij schrijven over de zegen van de Heere op het werk.

Het gebed van Jabez
Hij schreef een keer: ‘Gedurende het hele jaar heb ik het gebed van Jabez tot de Heere opgezonden: ‘Wil mij toch overvloedig zegenen en mijn gebied vergroten; laat Uw hand met mij zijn’ (1 Kronieken 4:10, uit de vertaling die Hyde gebruikte). Gods antwoord was een periode van ziekte, die zeven maanden lang zijn krachten sloopte. Uit een zware tyfusaanval hield hij een nerveuze zwakte over, die hem een tijdlang onbekwaam maakte voor zijn taak. Daardoor moest hij de grote les van het wachten op God leren. Het volgende jaar leidde hem weer een stap verder naar een dieper gebedsleven. Hij begon zijn nachtrust op te offeren om te kunnen bidden voor de heidenen. ‘Nooit tevoren heb ik geweten wat het betekent om de hele dag te werken en ‘s nachts te bidden.’ Hoewel hij in zijn werk nog niet veel resultaten zag, bleef hij volharden in het gebed. Hij stelde: ‘God heeft immers in Zijn Woord gezegd: “Beproef Mij daarin of Ik u niet de vensters van de hemel open zal doen en zegen afgieten”.’ Door deze gelofte wist hij zich geroepen te blijven aanhouden in het gebed.

Zonderling gedrag
Zijn collega-zendelingen vonden dat John zich maar zonderling gedroeg en dat lieten ze hem ook merken. Ze namen het hem telkens weer kwalijk. Toch lukte het hen niet hem hiervan af te brengen. Dag en nacht bracht hij door op het dak van zijn huis om te strijden voor de redding van heidenen. De andere werkers op de zendingspost vroegen op een gegeven moment aan de directeur hem opdracht te geven om te stoppen met bidden. Maar omdat die directeur zelf ook een man van gebed was, weigerde hij dat en zei dat ze hem de vrijheid moesten geven om net zoveel en zolang te bidden als waartoe hij zich gedrongen voelde.
Spoedig zagen de andere zendelingen de vruchten van het aanhoudende gebed. Gedreven door een niet te verklaren honger naar God begonnen hindoes en moslims aan te kloppen bij de bidder op het dak om vragen te stellen over hun ziel. Binnen korte tijd bereikte hij daardoor meer mensen, die werkelijk God zochten, dan al zijn medearbeiders samen, die hem om zijn plichtsverzuim hadden aangeklaagd.


Het jaar 1904 werd voor Hyde’s leven en zendingswerk een keerpunt. Toen legde God drie jonge mannen – John Hyde, McCheyne Patterson en George Turner – op het hart te gaan bidden voor een jaarlijkse conferentie. Daar wilde men zich wijden aan Bijbelstudie en gebed, om zo te komen tot een verdieping van het geestelijke leven in de Punjab. De drie vrienden waren vastbesloten de strijd te winnen. Er zou een afzonderlijke gebedsgroep worden gevormd om voor dit deel van India een opwekking af te smeken.


Vijf voorwaarden
Wie aan deze gebedsgroep wilde meedoen, moest het eens zijn met de vijf gestelde voorwaarden en deze positief kunnen beantwoorden.


1. Bidt u om een vernieuwing in uw persoonlijke leven, in dat van uw medearbeiders en in de kerk?
2. Verlangt u naar meer kracht van de Heilige Geest in uw eigen leven en werk? Bent u ervan overtuigd dat u zonder deze kracht niet verder kunt?
3. Wilt u ervoor bidden dat u zich nooit voor de Heere Jezus zult schamen?
4. Gelooft u dat het gebed het machtigste middel is om te komen tot een geestelijk ontwaken?
5. Wilt u dagelijks een half uur van uw middag bestemmen om voor deze opwekking te bidden en bent u bereid dat zo lang vol te houden tot de opwekking doorbreekt?


Voordat de conferentie begon, hielden Hyde en Patterson dertig dagen en nachten aan in gebed. Na negen dagen voegde ook Turner zich bij hen. Ze streden om een machtige uitstorting van de Heilige Geest. Was het een wonder dat er tijdens deze conferentie in Sialkot, die onder leiding van Hyde stond, een zodanige kracht openbaar werd als men nog zelden had meegemaakt?